Ik ben, als rasnomade, ontzettend graag
onderweg (maar dat wist u natuurlijk al lang). Waar sommige mensen opzien tegen lange busritten of
eindeloze uren op de trein, kan ik er intens van genieten om de wereld langs me heen voorbij te zien glijden, de landschappen en
vergezichten die me onverwachts cadeau worden gedaan, de inkijk in
momentopnames van levens aan de kant van de weg. Ik smul van al die
glimpen, die onvertelde verhalen. Oude vrouwtjes die kromgebogen de
veranda staan te vegen, jongemannen die blokken ijs van tientallen
kilo's op hun schouders meedragen, mensen met rieten punthoedjes die
blootsvoets in het rijstveld staan. Het zijn vluchtige blikken in een
andere wereld, vage impressies die honger geven naar méér. Waar
denkt dat vrouwtje aan terwijl ze veegt? Wat doen die jongens als het
ijs eenmaal is waar het wezen moet? En die mensen op het land, zijn
die ook bang voor slangen die door de modder glibberen, op zoek naar
blote voeten om te bijten?
Mooi is dat. Frustrerend ook. Ik hou
van reizen, maar soms moet je ook gewoon even stil staan.Vooral als
de reizen (te) lang en uitputtend zijn, de bestemming niet dichterbij
lijkt te komen, het transport steeds het verkeerde lijkt te zijn. We
moeten inademen, uitrusten. Tijd nemen om ons onder te dompelen in de
rust van een berglandschap. Kennis maken, vragen stellen.
Karimunjawa zat ons niet mee. Het was
een samenloop van oningeloste verwachtingen en verkeerde keuzes
geweest, en we waren moe. We wilden zo snel mogelijk naar Bali, want
ook dáár hadden we verwachtingen van; het eiland dat ons rust zou
brengen. De vlucht die volgeboekt was werd dan maar een boot, en de
aanbevolen rit naar Semarang ruilden we ter plekke om in een rit naar
Surabaya. Zes uur, zeiden ze ons. Dat leek ons doenbaar.
Na enkele straten stopte de chauffeur,
stapte uit, en vroeg de weg aan een winkelier. Wij gaven hem het
voordeel van de twijfel. Toen volgde een agent, een moskee, en weer
een winkel. Natuurlijk. Dat hadden wij weer. Die ene chauffeur die
geen idee had welke kant hij op moest. We lieten het maar gebeuren,
we hadden nog geen vlucht geboekt en zo lang we op een redelijk uur in
de luchthaven aankwamen was het allemaal prima voor ons. De
gesluierde vrouw vóór ons draaide zich om. Waar we vandaan kwamen.
Hoe lang onze reis duurde. Of we genoten hadden van het snorkelen.
Waar we heen gingen. Het kwam er uit in amper verstaanbaar Engels.Wij
glimlachten in ons liefste Bahasi en deden ons best alle vragen zo
verstaanbaar mogelijk te beantwoorden. Eens te meer voelde ik mij
hulpeloos, zonder de taal als houvast. Het had ons een hele week
gekost om 'dankjewel' te onthouden, en zelfs de meest basic
conversatie lukte ons niet in de taal van ons gastland. We
glimlachten wel eens als we weer een woord voorbij zagen komen dat te
danken was aan de koloniale geschiedenis van onze noorderburen, maar
naast 'apotek' en 'permisi' waren dat niet echt de meest bruikbare
woorden voor een alledaagse conversatie: notaris, efisiensi, asbak,
wastafel, konstruksi, persneling.
(Dokter was er ook zo eentje. Overal in
het straatbeeld, goed om weten, en makkelijk te onthouden. Na verloop
van tijd viel ons op dat er wel erg veel dokters waren die 'Gigi'
heten. “Ik zou toch niet erg snel naar een dokter gaan die Gigi
heet” zei lief nog, waarna we een discussie hadden over
discriminatie, vooroordelen, en het verschil tussen discriminatie en
vooroordelen. Later opperde hij – het waren er wel érg veel, geen
enkel land kent zoveel Gigi's – dat het misschien een soort van
keten was. Het duurde wel een dag of tien tot opeens het licht in
mijn hoofd aanging en ik bedacht dat gigi misschien wel gewoon iets
betékent. Tand, bijvoorbeeld. Sjonge, jonge. Taalwonder, werkelijk.
(Laat de ironie u niet ontgaan))
De uren en de landschappen gleden
voorbij. Het werd donker en duidelijk dat de zes uur die ons waren
medegedeeld, niet meer waren dan een theoretische mogelijkheid.
Eentje die zich vandaag zeer zeker niet ging manifesteren. Maar ik
was moe: van de lange dag, het vele reizen, en op dat moment ook
gewoon een beetje van Java. Ik wilde dat hoofdstuk afsluiten. Waar
mijn pragmatisch liefje zich al had verzoend met het feit dat
we die dag niet meer op een vlieger zouden stappen, wou mijn koppige
hoofd nog steeds stug zo snel mogelijk naar die luchthaven. Dus toen
het moment aanbrak waarop de pijl naar Surabaya naar rechts wees en
onze chauffeur naar links afsloeg, vroeg ik: “Gaan we niet naar
Surabaya?” Het bleef stil in de auto. Iedereen keek opeens
bijzonder geïnteresseerd naar het afval langs de weg.
“Hallo.” herhaalde ik. “Surabaya,
no?”. Het bleef stil. De chauffeur wist de weg opeens prima te
vinden. Ik richtte me tot de vrouw die voor ons zat.
“Gaan we niet naar Surabaya?”
vroeg ik weer.
“Eerst naar Jombang.” antwoordde
ze. Dat was het stadje waar zij en haar gezin – voltallig aanwezig
in de auto – woonden, en dat dus niet op de baan naar Surabaya ligt. Ik kreunde.
“Ja, maar,” legde ik uit. “Zo
raken wij nooit op tijd op de luchthaven. Er zijn maar vluchten tot
10 uur 's avonds en als we daar niet op tijd zijn moeten we de nacht
doorbrengen op de luchthaven.”
Mijn geratel was te moeilijk, en dus
moest ik zeven keer herhalen wat ik had gezegd. Mijn creativiteit met
woorden werd op de proef gesteld, om toch maar duidelijk te kunnen
maken dat de eigenaar van de auto (die handigerwijze notoir afwezig
was) ons had gezegd dat de rit zes uur zou duren, en dat we toch echt
hadden gehoopt die avond nog een vlucht te halen. Nog vijf
communicatiepogingen verder was ook duidelijk dat nee, we die vlucht
nog niet geboekt hadden, maar wel hoopten op de luchthaven nog een
ticket te kunnen scoren.
Toen eindelijk het verhaal min of meer
was overgebracht en vertaald voor de overige inzittenden van de
wagen, riep de geschrokken vrouw uit dat ze dat helemaal niet wist en
dat het haar schuld niet was! Daar schrokken wij dan weer van, want
nee, natuurlijk was het haar schuld niet, we waren gewoon
verontwaardigd over de misinformatie die we hadden ontvangen, en over
de nogal cruciale informatie die we dan weer níet hadden ontvangen,
namelijk dat we eerst die familie zouden gaan afzetten, en dat dat
een omweg van pakweg vier uur betekende. Nog een keer vroeg de dame
of we geen vlucht hadden, maar toen dat niet het geval bleek werd ons
opgelucht gemeld dat er vanaf 6 uur 's ochtends weer vluchten zouden
vertrekken, en werden we enthousiast uitgenodigd bij de familie
thuis.
“What do you like?” vroeg onze
toekomstige gastvrouw met hernieuwde energie, blij dat ze een missie
had om ons leven wat aangenamer te maken. “Kopi or kopi milk?”
Dat ik 's avonds eigenlijk geen koffie drink leek me niet zo'n leuk
feit om te vermelden, en dus opteerde ik voor de milk optie. Verder bood ze ons een bad of een bed
aan, dat wisten we niet zeker, en werden onze pogingen om elkaar te
verstaan steeds verwoeder, want onze talen steeds vermoeider. Het was
uiteindelijk al na tien uur 's avonds – dik acht uur na aanvang van
onze reis – toen we de oprit van onze nieuwe vrienden op reden.
Welgestelde vrienden, zo bleek, want toen we eenmaal onze schoenen
bij de voordeur hadden achtergelaten, mochten we wachten in de
imposante inkomhal: een beetje 'duur design meets tacky kitsch', met
het gevoel van een ambitieuze wachtkamer die zo graag méér wil
zijn. We waren amper binnen of we werden al alleen gelaten. De
gastvrouw kwam nog even grote blikken dozen vol koekjes voor onze
neus parkeren, en fladderde toen verheugd de keuken in. Onze stille
gastheer kwam mij wegplukken met de melding “Bath!”, wat gelukkig
slechts een simpele badkamer-met-WC bleek te zijn. Het idee een bad
te moeten nemen in dit onverwachte huis zat mij – hoe gastvrij en
goedbedoeld ook – niet helemaal lekker.
Toen ik terugkeerde naar de
inkomhal/foyer/wachtkamer had de gastheer zich buiten bij de
chauffeur neergevlijd. En daar zaten wij dan, alleen, afwachtend, en
hunkerend naar de koekjes, maar niet geheel zeker of het wel ok was
om er nu al eentje te nemen. We keken wat verschrikt naar de
levensgrote familieportretten aan de muur, bewonderden de Arabische
kalligrafie tegenover ons, en dierven ons verder niet al te veel te
verroeren.
“Kom, we nemen een selfie”
fluisterde ik tegen lief, die daar duidelijk gewetensbezwaren over
had, want kan dat zomaar, selfies nemen in de designwachtkamer van
iemands villa? Ik besloot van wel, ook al voelde het als een hele
stiekeme onderneming.
Eindelijk werden we opgehaald door de
uitbundige gastvrouw, die niet enkel kopi en kopi milk had
klaargezet, maar een hele maaltijd tevoorschijn had getoverd:
gehaktballetjes, rijst, noedels.
“Ik ben vegetariër” sloeg ik de
gehaktballetjes beleefd af, waarna er ogenblikkelijk allerhande
soorten fruit op tafel verschenen.
De chauffeur maakte wat onscherpe
foto's en we ondernamen nog wat onhandige pogingen tot een gesprek,
maar er werd niet aangedrongen dat we zouden blijven, dus toen onze
chauffeur opstond volgden wij hem de keuken uit.
“Hier heb ik nog wat voor jullie”
zei onze gastvrouw. “Hebben jullie deze vrucht al eens geproefd?”
Dat hadden we niet, en de kleine bruine vrucht verdween in een zak.
Ze hield een paarse bol omhoog.
“Ah, buah naga” zeiden we, trots
dat we iets wisten. Onze gastvrouw werd er zo blij van dat ze prompt
haar hele fruitschaal in de zak leegkieperde en die vervolgens in
mijn handen propte: “voor de reis”.
Er werd nog wat heen en weer ge-salam
aleikum'd tussen ons Indonesische gezelschap, Botho trok in zijn
vermoeidheid de sandaal van onze gasthaar aan - die hem
vervolgens met de nodige hilariteit nog even uit de auto kwam redden - en toen waren we weer onderweg. Een beetje verdwaasd van de
blitzmaaltijd en het snelle afscheid, maar beiden met verwarmde
harten en dwaze glimlachen op ons gezicht.
Midden in de nacht arriveerden we op
Surabaya airport. Gebroken en – al wisten we dat toen nog niet –
met een helse wachttijd voor de boeg (de ochtendvluchten zaten
volgeboekt). Maar content tot op het bot, want de warme ontmoeting
was het dubbel en dik waard geweest. Dankbaar voor dit kleine
stilstaan onderweg, een glimp van binnenuit, en de laatste
herinnering die we meekregen uit Java.
Selamat tinggal.


Geen opmerkingen:
Een reactie posten