Ik word wakker rond kwart voor acht, buiten schijnt de zon. Ik blijf nog even lui liggen, vraag me af wat ik vandaag eens zal doen. Mijn hele hoop is gevestigd op Pato die gisteren eindelijk nog eens tekenen van leven gaf en mij vandaag misschien wel dansles zal geven. Ik lees een beetje.
Ik sta op en doe wat yoga op mijn terras met zicht op zee. Yoga in de ochtend, het begint zowaar mijn routine in te sluipen. Daarna maak ik ontbijt, maak me klaar, hang nog wat rond in huis. Ga even langs bij de buren waar ik de avond tevoren wat spullen heb laten liggen. Dan ga ik naar de wekelijkse markt. Het is al laat, de zon knalt heftig op me neer terwijl ik naar boven fiets. Rood en bezweet kom ik aan. Fabian komt me begroeten, we praten even, dan ga ik op jacht naar verse groenten en fruit om de week door te komen. Een krop sla, een komkommer, een zak erwtjes, een kwart watermeloen en een zak peren later stap ik de fiets weer op en hobbel naar de megaprimavera. Koop wat spullen voor mijn huisje en, nu ik er toch ben, een nieuw paar slippers. Bij de kassa aangekomen besef ik opeens dat ik helemaal niet zoveel geld mee heb genomen. Ik kom maar net toe, gelukkig wel. Rol verder richting zee, daar aangekomen heb ik zoveel dorst dat ik ook maar meteen naar de pro ga, die andere supermarkt. Het is een duur dagje zo. De gebakjes in de vitrine lonken naar me, ik koop er eentje en ga op een bankje aan het water zitten. Geen tijd om te ontspannen, ik zie Oscar, de laatste persoon die ik wil tegenkomen, en haat me rep me om weg te komen. Te laat, mijn hoofd zit plots vol verwijten en mijn schouders vol spanning. Ik ga nog even op de pier staan om te kijken naar die groep zeilschepen die gisteren vanuit Polynesië is aangekomen. Ze zijn mooi – wondermooi zelfs. Ik bedenkt dat ik ze veel beter vanop de visserspier zou kunnen zien en trek weer verder. Terwijl ik mijn fiets sta los te maken voel ik plots een hand op mijn schouder, een stem zegt in mijn oor “dag Lies”, en ik schrik me halfdood. Oscar, denk ik, maar het is gelukkig Wilson maar, een gids uit Cristóbal die een groep aan het begeleiden is. Hij lacht om mijn schrikreactie terwijl ik hem lelijke woorden toemompel. Ik fiets naar de visserspier en bewonder even de prachtige schepen. Ik zou ze maar wat graag van dichtbij gaan bekijken, maar dat is voor een andere keer.
Thuis aangekomen drop ik mijn spullen en ga snel snel nog even langs het winkeltje van Juanita, op een steenworp afstand. Ik koop ijsjes, vijf van die met twee stokjes die je in tweeën kan breken zodat het er eigenlijk tien zijn. Alweer op weg naar huis kom ik Luis en Joost tegen, twee bezoekende wetenschappers. We praten even en gaan dan weer elk onze eigen weg. Ik doe de Huisvrouw: was in het machien, pannen op het vuur, bezem door het huis. Gekkokak en dode insecten troef in mijn huis, ik veeg een kerkhof bijeen. Ergens tussendoor bel ik Pato. Dat hij bij de advocaat zit en of ik over een uurtje terug kan bellen. Of nee, wacht, hij belt mij wel. Mmmm. Pato die zegt dat hij mij over een uurtje zal bellen: dat is zoals Prince Charming die zegt dat hij op een eenhoorn zal komen. Mooie woorden, maar het blijven sprookjes. Was aan de lijn, afwas, huis opruimen, lunchen. Achteraf nestel ik mij met een kussentje, een boek, een glas groene ijsthee en achtergrondmuziek van vogels en golven op het bankje op mijn terras. Ik lees wat, soezel wat, de wereld vervaagt even. Het is intussen alweer meer dan twee uur geleden dat ik Pato nog heb gesproken dus ik probeer nog maar eens te bellen. Geen antwoord, wat een verrassing.
Ik besluit maar even naar het strand te gaan. Snel omkleden, spullen in een tas en daar gaan we weer. Het is druk op het strand, hele families zijn afgezakt naar dit kleine stukje zand en koloniseren de zee. Ik zie Leonie maar kijk snel de andere kant op, ik heb geen zin in sociaal doen, ze is te zeker van zichzelf. Ik duik meteen het water in – dag blauwe wereld! – en weet mij omgeven door visjes in alle soorten en maten. Op een rots bij een paal staat Shirley naar me te zwaaien. Ze is een meisje uit het vijfde leerjaar, een beetje een apart geval. Als ze bij haar familie is begroet ze me met tegenzin, is ze bij haar leeftijdsgenootjes ben ik opeens haar beste vriendin. Ik moet lachen, elke keer als mijn roosgemaskerde hoofd uit het water opduikt zwaait ze naar me. Ik zwem een eindje weg van de mensen en vind op de bodem van de zee een perfect in orde masker. Vreemd. Wie verliest er nou zijn duikbril? Nu heb ik er twee, en geen enkele snorkelbuis (mijn ene ben ik kwijtgeraakt toen op een avontuur in zee mijn kajak omsloeg. Dahaag lievelingsbroek, dahaag telefoon! Gelukkig had Fernando net mijn rugzak beveiligd en was dat alles wat ik kwijtraakte). Ik ga weer aan land; probeer wat te lezen op het strand maar ben zo gestresst wegens eventuele dazen dat ik het niet lang uithoud. Dazen zijn ondieren, de vorige keer heb ik maar liefst drie beten op een kwartier opgelopen, waarvan een op mijn voetzool. Drie dagen mank gelopen. Als ik terug bij mijn fiets kom blijkt mijn ketting er af te liggen. Dan maar lopen.
Thuis besluit ik de Beauty-Routine te doen: maskertje, douchen, benen ontharen, nagels lakken, de hele reutemeteut. Terwijl ik met een groen gezicht en een badjas aan op mijn terras sta te wachten tot mijn maskertje droog is en foto’s sta te nemen van de zonsondergang komt plots de buurman aanlopen. Die besterft het van het lachen en neemt een compromiterende foto van mij. Ik zeg hem dat hij z’n sleutels maar wat minder vaak moet vergeten. Al dat achteromgeloop via mijn terras; ik voel me een beetje in mijn privacy gebeten.
De dag waait omver. Pato stuurt me een berichtje (“ik had mijn telefoon in een internetcafé laten liggen!”) om te zeggen dat zijn broer jarig is en dat ik mee uit moet. Yeah, right. Ik lig al in bed met pyjama en al. Ik voel me onvervuld en melancholisch, een beetje alleen. Het was een weinig gebeurtenisvolle zaterdag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten