Soms ben ik down. Het werk gaat veel te traag vooruit, het leukste is al voorbij - onderzoek doen – en nu zit ik hele dagen kantoorwerk te doen. Het eiland weegt op me, de kleinheid, de isolatie, de sociale controle. Vriendschappen en liefdes zijn moeilijk en gecompliceerd. Vriendinnen mogen dan tegen me zeggen wat ze willen – dat ik rijen aanbidders heb, dat ik verdorie mijn droombaan heb en zowaar betaald word om in het paradijs te wonen; allemaal waar – maar er zijn gewoon van die dagen.
Maar om eerlijk te zijn, ze zijn zeldzaam. Want geluk is hier te vinden in elk klein hoekje. De oceaan zwemt er vol van. Het hangt veelkleurig in de bomen, het huppelt rond op het strand, het beloert je lui vanuit de hitte, het plakt aan je lijf, het is het geheime ingrediënt van je ijsje. Bijna elke dag krijg ik wel een cadeautje van de wereld hier. Een slang, een dolfijn, vliegende visjes, zwemmen met een zeeschildpad, gelukkig toeval met een glimlach op het gezicht, avonturen op zee, omringd zijn door goedheid en bekenden. Als je niet oplet struikel je hier over geluk, als je het uitdaagt slaat het je gewoon in het gezicht.
En dan is er nog salsa. Het summum van. Op salsa ben ik verliefd, met salsa wil ik trouwen. Na de les zit ik rood en bezweet op de grond, uitgeput, mijn kleren zijn, zoals elke les, zo doorweekt als ware ik ermee in het zwembad gesprongen. Maar geluk, geluk druipt uit mijn poriën, euforisch ben ik van zoveel salsa. Geluk voor slechts een paar dollar per uur. Ik ben verschrikkelijk verslaafd, als ik een dag niet kan dansen mis ik het. Een week en ik ben ambetant. 3 weken en ik ben een wandelende donderwolk. Ik heb fans op het eiland. In mijn les blijven meisjes bewonderend kijken en zeggen “Ik wou dat ík op een dag zo zou kunnen dansen” en dan straal ik, want ooit was ik datzelfde meisje dat bewonderend toekeek; nu ben ik het meisje dat ik ooit wilde zijn. Ster op de dansvloer. Niet dat ik zo geweldig ben, maar goed genoeg om in de disco ademloos publiek te hebben. “Jij gaat het nog ver schoppen in de salsa” beweert Pato. En ik begin hem te geloven – geloven dat ik écht kan dansen. Mijn hart slaat salsa.
Maar helaas, mijn geluk hangt af van één man en dat is Pato. En hoewel hij net zoveel van salsa met mij houdt als ik van salsa met hem, is regelmaat in onze danspartijen ver te zoeken. Momenteel heb ik al een maand niet gedanst. Een maand dat mijn ziel ineenkrimpt bij de gedachte aan salsa alleen al. Ik snak, ik hunker, ik lijd. Situaties zijn hier altijd ingewikkeld, helaas, en de vraag is nog maar of we ooit weer wél zullen dansen – het zit me niet mee wat mijn dansdromen betreft. Ik heb wel eens pasjes proberen wagen met Marlon, of met Luis, of met Santi. En die jongens zijn allemaal wel goed, maar ze zijn Pato niet. Pato en ik, wij zijn vuurwek op de dansvloer. Het is soms moeilijk te organiseren, die trainingen van ons, maar als het lukt ben ik het gelukkugste meisje op het eiland. Un dos tres. Cinco seis siete.
Wordt hopelijk heel gauw vervolgd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten