woensdag 15 februari 2012

Reizen is niet altijd leuk

Het was een vroege ochtend begin januari, nog nacht eigenlijk, toen mijn Grote Reis een aanvang nam. Uiteraard had ik niet geslapen – reizen en verhuizingen brengen altijd stress met zich mee en meer nog als het een combinatie van de twee betreft.



Ik keek ernaar uit. Ontheemd had ik mij gevoeld in België, misplaatst. Ik verlangde ernaar in de warme armen van het eiland verwelkomd te worden. Het beste – en het slechtste – aan Santa Cruz is dat iedereen elkaar kent. In belgië heeft niemand door dat ik al 11 jaar weg ben. In Santa Cruz weet iederéén het als je 2 maanden weg bent. Natuurlijk, afscheid nemen is elke keer weer moeilijk, maar het was toch vooral met anticipatie dat ik achter de deuren naar de gate verdween.


Vliegreizen zijn vooral zo vermoeiend omdat je zo lang moet wáchten. Uren van tevoren op de luchthaven; een veel te lange wachttijd aan de gate, en het boarden begint steevast te laat. En na een korte vlucht heb je transittijd. Begin van voor af aan. Ik had in Madrid een uur of twee – of drie – om over te stappen. De vlucht had wat vertraging. En toen nog wat meer vertraging. Toen mochten we toch boarden. Om na drie kwartier weer buiten gecickt te worden. Er was iets met de technische controle. Mensen vloekten en tierden op de maatschappij. Dat ze verdorie wel om die tijd daar-en-daar moesten zijn. Vreemd vind ik dat. Ik kom liever te laat aan dan dood. Ik ben eerder dankbaar dat die controle uitloopt en dat we er met z’n allen zeker van zijn dat het vliegtuig in orde is, dan dat we ze overslaan omdat de familie in het thuisland anders voor niks staat te wachten.


Niet dat ik er blij mee was, het extra wachten. Tegen die tijd was ik al aardig uitgeput., en toen er ook nog gekotst werd in de wachtzaal was het al helemáál welletjes geweest. In tussentijd vernam ik dat er geen enkele kans was mijn aansluitende vlucht in Bogotá nog te halen en dat ik daar dus de nacht zou moeten doorbrengen. Dat is op zich niet zo erg, een nacht in een sterrenhotel op kosten van een ander is geen straf voor mij, maar dat zou óók betekenen dat ik de volgende dag ook mijn vlucht in Quito naar Galápagos zou missen. *zucht*. En Madrid doet niet aan gratis internet. Na een uur lang aanschuiven voor onze compensatiemaaltijd was het dus klungelen geblazen met muntjes en openbare internetmachines om toch maar de werkgever op de hoogte te stellen, en dat vóór de vlucht – alsnog, eindelijk – vertrok.


Om 2 uur ’s nachts kwamen we aan in Bogota. Een busje bracht ons naar een hotel, een meneertje bracht mij naar mijn kamer, er was een maaltijd als ik dat zou willen, maar nee, alleen vlees, en toen mocht ik eindelijk naar bed. Tegen die tijd was ik al 28 uur onderweg en nog niet eens in de buurt van de plaats van bestemming. Mijn slaap was rusteloos en verstoord. Ik was onrustig en buiten raasden auto’s mij lawaaierig wakker. Na luttele uren slaap moest ik het onderweg zijn alweer verder zetten. Het grappige is: zo’n voorval creëert wel contact tussen mensen. De volgende dag deelde ik dus mijn vlucht naar Quito met lotgenoten van wie ik intussen hele levensverhalen kende. Iedereen, zo bleek, op een kruispunt in z’n leven. Niemand op vakantie.

Uitzicht op Bogotá

In Quito moesten we alweer afscheid nemen. Ik voelde me verdrietig toen mijn nieuwe vrienden opgewacht en omhelsd werden door hun families. Op mij wachtte niemand. Het hotel had blijkbaar geen transfer voor me geregeld, dus na een half uur vruchteloos te wachten besloot ik maar een taxi te nemen. Het hotel op zich maakte wel weer wat goed. Ik was er ooit naar een conferentie geweest dus was niet onbekend met Hotel Akros, maar moest toch even wennen. Mensen die taxideuren voor je openen, bagage op gouden karretjes laden en voor je naar je kamer brengen terwijl je niet kijkt. Vriendelijke dames en heren die porties vijgen met kaas aan je kamerdeur komen afleveren als attentie van het hotel. Zeepjes met papaya-limoengeur. Een badkuip. Een driepersoonsbed. Toen het ook nog begon te onweren en een hoosbui boven Quito losbrak, wilde ik alleen nog maar cocoonen. Ik bedacht mij dat ik het mij eigenlijk best kan permitteren om eens voor één keer in het restaurant van een sjiek hotel te gaan eten. Aldus geschiedde. Twee volle dagen nadat ik in Gentbrugge was vertrokken sliep ik in in mijn vertrouwde Quito.

Fausto, mijn welkomstcommitee


De volgende ochtend stuurde het hotel mij véél te vroeg naar de luchthaven. Omdat ze zeker wilden zijn dat ik op tijd zou komen (of omdat ze me weg wilden?). Alweer urenlang wachten. Maar goed, mijn vlucht vetrok op tijd, en na een lay-over in Guayaquil was ik dan toch, eindelijk, doodvermoeid, in het allerlaatste stuk van mijn reis aangekomen. Meteen in Baltra leefde ik op: de hitte, het geluid van de oceaan, de kleuren; een golf van vreugde overspoelde mij om alweer in Galapagos te mogen zijn. Een vriend op de luchthaven heette mij hartelijk welkom, ik wipte de bus op, de boot in, het kanaal over, en daar was ik weer, Santa Cruz. Een taxi wachtte mij op en bracht mij naar ‘huis’. Onderweg verwelkomde het eiland mij op wel heel verrassende wijze: langs de weg spotte ik maar liefst zes gigantische Galapagossen – de schildpadden, wel te verstaan. Eentje zien langs de weg is niet uitzonderlijk maar ook niet alledaags, dus na nummer 1 was ik al behoorlijk blij. Na nummer zes was ik bijna in tranen. Toen ik eindelijk in het station was (de ietwat aparte naam van mijn werk- en woonplek) en na tergend lang wachten de sleutels waren gevonden en de deur van mijn tijdelijk onderkomen open kon, was ik nog net geen drie volle dagen onderweg geweest. Eindelijk daar, eindelijk rust. Eindelijk kon ik beginnen werken.
Ah! Mijn 'eerste' zonsondergang in GPS

Geen opmerkingen:

Een reactie posten