Toen ik je naam in het onderwerp van een mail zag staan wist ik het meteen. Het had nochthans alles kunnen zijn. Een update. Een plan. Een boodschap. Maar een ijzige ijzeren greep klemde zich om mijn hart en ik wilde niet weten wat zou volgen. Zelfs toen ik verder las (‘Dit is een droevige mail’) had het nog iets anders kunnen zijn. ‘Het gaat niet goed met haar’. Maar ijs sijpelde mijn aderen binnen. Alles in mij wist dat ik van nu af aan zou leven in een wereld zonder jou.
Een wereld zonder jou, waar woorden eeuwig tekort zullen schieten.
Wij vulden elkanders leven met poëtische zinnen en zeeën van onzin. We dansten met woorden en goochelden nieuwe herinneringen uit onze hoed als ware het konijnen. Hoe we de wereld toezongen vanop kasteeltorens in Slovenië. Nieuwjaren vierden in grootsteden en sneeuwdorpjes. Ploeterden door tentamens en scriptieschrijfprocessen. Samen met onze rugzak naar Frankrijk liftten. Vage video’s huurden. Elkander gedichten opdroegen. Vreemde kadootjes schonken. Lachten. Hoe moet dat nu verder, als jij nooit meer zult lachen? Als wij nooit meer samen kunnen lachen?
Ik heb je zo lang niet gezien, dat spijt me. De laatste keer dat ik je sprak was je zo positief. Een vriendje, een huisje, een toekomst. Ik gunde het je zo, jij van alle mensen, jij wereldwonder, prachtmens. Ik had nooit kunnen denken dat…
Maar waar jij nu bent, daar is geen pijn meer. Dat gelukkig wel. In mijn herinnering zal je altijd lachen, lief. Je bent wereldklasse (en ik een verschrikkelijke gelukzak, dat ik al die momenten van je heb gekregen, zomaar). Onze mails gingen over over dansjes doen en grapjes maken, en dat we elkaar misschien niet zo vaak zien, maar wel heel graag. Nu ben je weg, kan ik je nooit meer zien. Maar graag, voor altijd.
Ik geef je een sprookjesbos om voor altijd in rond te dwalen, lieve vriendin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten