Dat ik dan maar een baantje moest zoeken in Quito, zo becommentarieerde mijn moeder achteloos. Een baantje. Het woord bleef hangen, malen in mijnhoofd, met een vaag gevoel van verbazing. Is dat wat zij denkt dat ik nu heb, een baantje? Is dat wat jullie allemaal denken dat ik nu heb? Hoe langer ik erover nadacht, hoe meer ik mij realiseerde dat eigenlijk niemand echt weet wat ik hier doe.
Geheel mijn eigen schuld, uiteraard. Zelden schrijf ik over mijn dagdagelijkse sleur, en ik heb niet echt het gevoel dat de wereld behoefte heeft aan nog een blog a la:
- “Vandaag werd ik vroeg wakker, we zouden immers naar Garrapatero strand gaan! We hadden geluk met het weer, het zonnetje scheen, en dus vertrokken we al snel. De jarige Johanna, haar man, mijn collega Vicky, blabla en blablabla bla.”
Misschien heeft de wereld evenmin behoefte aan de kronkelingen in mijn hoofd, aan mijn vreemde belevingswereld, maar ík voel wel de behoefte om die neer te pennen/tikken. Zodoende. Maar om terug te keren naar mijn punt: het lijkt erop dat niemand echt een duidelijk beeld heeft van mijn baan hier. En dat het een baan is en geen –tje, dat wil ik toch even duidelijk maken. Mag ik u voorstellen: Lies Vervloet, junior wetenschapper en projectleider interculturaliteit voor de afdeling sociale wetenschappen van de Charles Darwin Foundation.
Ik ben van niemand assistent. Sterker nog, ik héb een assistente. Ik ben zelfstandig onderzoeker binnen mijn afdeling; schrijf mijn eigen projectvoorstellen, onderzoeksverslagen, rapporten voor donanten. Ik heb het achterlijke geluk dat ik de baan die ik heb, zelf heb uitgevonden. Geen baas die mij orders geeft, alleen eentje die veel vertrouwen heeft en af en toe advies geeft op coordinatievlak. Overigens ben ik ook projectleider van een studie die gecoordineerd wordt door de CD Foundation (i.e. mij) maar waarin ook het ministerie van cultuur, de gemeente, de interculturele school, de inheemse organisaties en nog een ander overheidsorgaan bij betrokken zijn.
Het klinkt misschien arrogant allemaal, maar ik ben daar best trots op, en dat mag ook, denk ik. Genoeg antropologen die het minder goed doen. Ik doe mijn werk erg graag - toegegeven, er zijn een paar crises geweest door een overdaad aan computerwerk en een nieuwe programmadirecteur die ik niet kan uitstaan, maar over het algemeen heb ik een droombaan. Wat meteen een erg groot dilemma voor me meebrengt: blijven of gaan? Ik hou van mijn baan en heb waanzinnig leuke ideeën over wat ik volgend jaar wil gaan doen, maar ik voel me erg geïsoleerd hier, en het vooruitzicht van weer een paar goede vrienden die gaan vertrekken in de komende weken maakt de vooruitzichten er niet beter op. Het was niet voor niks dat mijn moeder opperde dat ik een baantje in Quito ging zoeken.
Nog wat langer in Galapagos blijven? Terugkeren naar Quito? Reageer ik op een van de vele intrigerende vacatures die mij elke dag komen toewaaien – Engelse les geven in Shangri-La, Tibet, bijvoorbeeld? Of toch maar, eindelijk, terug naar Europa, waar mijn familie is en waar ik altijd een stel echte vrienden zal hebben? Dilemma – mijn ouders hadden me beter zo genoemd, want ik ben een levensgroot, wandelend exemplaar. (Dat weet mijn trouwe lezer maar al te goed, want dit is een terugkerend thema, zie bijvoorbeeld mijn post van week 50).
Wie antwoorden heeft (‘Volg je hart’ en ‘De tijd zal het uitwijzen’ tellen niet!) wint een prijs. :-D
Geen opmerkingen:
Een reactie posten