De dag begint vroeg. Té vroeg, soms. Maar meestal niet. Om 6u30, als de wekker afgaat, is het licht buiten, en warm. De dag wacht op je in knallend groen en blauw, je moet het leven in.
Ik trek mijn uniform aan. Mijn uniform, dat zijn 2 T-shirts en 2 polos, elk in een donkerblauwe en een witte versie. Met verschillende designs, maar op mijn linkerborst prijkt telkens een schildpad en de naam van het onderzoeksstation. Lonesome George en Charlie Darwin, wat een duo. Ik was niet al te enthousiast bij het idee van een uniform (de gewoonte in Ecuador) maar dit is eigenlijk prima. Het is informeel, herkenbaar, schept een band (Hé, werk jij hier? Ik ook!). Het verschil met de VN is schrijnend. Geen carrierehongerige pakken hier. Jonge wetenschappers met hart voor de zaak; allemaal op slippers, informeel gekleed, de meesten van ons gesierd met tattoos en interessante haarstijlen. Wij zijn de toekomst, denk ik wel eens stiekem als ik mij onder collega’s bevind. Niks mis met de jeugd van tegenwoordig: wij zijn intelligente idealisten, we houden van ons vak, hier werkt niemand tegen zijn zin.
Het is heet. Nog voor ik mijn kleren goed en wel heb aangetrokken zijn ze alweer doorweekt. Zweet is overal. Ik snap niet hoe we geacht worden de week door te komen met 4 t-shirts, als ze na een halve dag al stinken als waren we een marathon in de hel aan het lopen. Toch, het wordt frisser, ik voel het. Eerst was deze aarde hel, hitte sloeg op uit de ondergrond, zon beukte genadeloos op mij neer. Mijn hoofd was eeuwig rood, mijn haren plakkerig. Airconditioner creëerde een krankzinnige wintertemperatuur, zweet leek ijs te worden op mijn lichaam. Toen voelde ik hoe mijn lichaam veranderde. Hoe mijn eilandziel ontwaakte en het van me overnam. Ik paste mij aan in kleuren en geuren.
Ik stap de fiets op, mijn te gekke fiets, mijn compañero in goede en kwade dagen, de coolste fiets die er rond rijdt hier in Puerto Ayora – Puerto voor de vrienden. Soms doet de wereld mij gezelschap cadeau. Dan race ik tegen een zuiver witte of een zuiver zwarte vogel. Perfecte silhouetten in een perfect blauwe hemel. Zij vliegen door de lucht en ik van de berg af, dat is wel zo eerlijk. Zij winnen, altijd, want de berg houdt op maar de lucht nooit. Ik groet ’s morgens de dingen. “Hola pinzones!” roep ik enthousiast als ik mijn eerste groepje Darwinvinken doe opstuiven. Hola iguana, als ik de luierende, zout water niezende leguaan op de weg tegenkom. Hola lava lizard, hola pelikano, hola amarilla, hola saltamontes, hola fregata! Mensen denken vast dat ik gek ben maar dat is niet mijn probleem. Elke keer als ik de bewaker voorbij rijd, de weg naar het wetenschapsstation in, bedenk ik mij dat ik ooit deze weg voor het eerst heb afgelegd, op een bekaterde dag in februari, de 15de zelfs, dat weet ik nog. Het was heet en ik had nog geen idee dat ik deze weg ooit als mijn broekzak zou gaan kennen, elk gezicht elke vogel elke bocht elke hoogst irritante verkeersdrempel.
Vanuit mijn kantoor zie ik in de verte de zee. Ik zie cactussen en struiken en palmbomen, een perfect samenspel van groen en blauw, een constante reminder aan het geluk dat mij ten deel is gevallen. Soms komt een koekoek het kantoor binnengetrippeld. Kijkt eigenwijs een beetje rond. Hopt het bureau op. Is teleurgesteld over de non-aanwezigheid van vettige insecten. Trippelt weer weg. Ik praat steevast met mijn gevleugelde bezoekers. Bied ze nog net geen kopje thee aan. Ah, dieren.
De eerste week verbleef ik in het onderzoeksstation zelf. Aan de ene kant, op misschien 50 meter afstand (je kan kiezen of je via de babyschildpadjes loopt of via de reuzenschildpadden) woont Lonesome George. Aan de andere kant, ook op nog geen 50 meter, het kantoor. 2 van de 3 stranden in Puerto liggen binnen de grenzen van wat lokaal simpelweg bekend staat als ‘het station’. Officieel: Charles Darwin Research Station oftewel Estación Científica Charles Darwin, afhankelijk van uw linguístische voorkeuren. Krankzinnig grote spinnen bewonen mijn kamer met mij. Niet eentje zo eens af en toe, maar minstens vijf zie ik er, dagelijks. Gek, want eens in mijn nieuwe huis hielden ze me nooit meer gezelschap. Spinnen, ik leg mij er gewoon bij neer.
Mijn eerste maand was heet en een beetje saai (want kantoorwerk) maar ook zinderend (want heet en jej! Ik woon op Galápagos!). Vanaf maand twee werd alles anders. Eindelijk werd ik weer antropologe. En ik ben er goed in, observeren en integreren. Spannende dagen wachtten mij… (wordt, uiteraard, vervolgd)
Andermaal bedankt, Liesbeth!
BeantwoordenVerwijderenJouw blog is plaatsvervangend genieten op verre afstand ;-)
Eindelijk nog eens de tijd genomen om een maranton-bloglezen te doen. Schitterend, zoals gewoonlijk!
BeantwoordenVerwijderenIk zag je rennen achter het aapje (en de tranen rolden over mijn wangen avn het lachen; ik kan mij het blauw van de oceaan zo voor ogen halen, ik voel een zeker rilling van de spinnen,...
Lieve zus, ik hou van jou!!!!
Dikke dikke kus