zondag 26 september 2010

Week 31: De dingen des levens

Een arm sluit zich om mijn keel, koud en hard. Heel even denk ik nog dat het vriendschappelijk is, dat iemand die ik ken me heeft ingehaald en wat hardhandig omhelst. Dan wordt mijn luchtpijp dichtgeknepen en dringt de waarheid tot me door (een geur van een herinnering ontwaakt in mijn hoofd – heel even voel ik weer die andere wurggreep van jaren geleden, toen het water mij gevangen hield en ik ook heel even dacht dat dat grappig was, tot ik mee onder werd gezogen en de lucht ophield).

Het was een kwestie van aftellen. Ik wist al lang dat het zou gebeuren en in mijn hoofd had ik het honderd keer voor me gezien, om de simpele reden dat het iederéén hier overkomt, maar toen het eenmaal zover was kon ik het niet geloven. Ergens diep vanbinnen blijf je het zien als iets wat anderen overkomt, nooit jezelf.

“De rugzak”, snauwt hij. “Geef me de rugzak”. Ik vecht voor adem maar kan me niet bewegen, niet schreeuwen, niks, hij huodt mij in een ijzeren greep tegen zijn lichaam geklemd en angst verlamt me als ik bedenk wat ze allemaal met me kunnen doen. Ik voel een tweede paar handen aan me trekken en sleuren. De rugzak verdwijnt. De greep om mijn nek verslapt.

“Je gaat die kant oplopen”. In de andere richting zie ik een jongen vrolijk weghuppelen met mijn rugzak aan, en ik voel een enorme woede in mij opborrelen. Ik wil de jonge man die voor me staat in het gezicht spuwen, bijten, schopppen, slaan. “Je gaat NU die kant oplopen”zegt hij kwaad, “of wil je soms een messteek?”. Ik draai me om, begin langzaam te wandelen. Dan draai ik mij weer om, helder genoeg om te bedenken dat ik een goede persoonsbeschrijving wil geven. De kerel, die achter zijn maat en mijn rugzak aan was beginnen lopen, draait zich om en komt dreigend op me toelopen. Dat hij me in elkaar zal slaan, roept hij. Jaja. Ik draai me om en begin te rennen. Ik voel hoe mijn adem en mijn verstand terugkeren, ik tril over mijn hele lijf, tranen beginnen genadeloos over mijn wangen te rollen.

Wat zal ik jullie verder vertellen? Moet ik het werkelijk gaan hebben over de onrustwekkende en verbijsterende inefficiëntie van de Quiteense politie? Zijn er werkelijk woorden nodig om duidelijk te maken dat ik niet meer rustig over straat loop en angst mij soms verstart als ik langs rustige stukken moet lopen (dit verhaal vond plaats om 15u ’s middags, jawel, in het volle zonlicht van een normale dinsdag)? Moet ik echt op de ironie wijzen dat ik net die dag, net dat moment, alles wat ik nogmaal niet bij me heb of op mijn lichaam draag,in mijn rugzak had zitten? Dat Fido me nog geen 15 minuten eerder had gewaarschuwd voor “dat stuk langs het Marriott, want daar is het gevaarlijk”, en dat ik vervolgens toch alleen langs precies dat stuk liep? Dat ik de volgende dagen stijf van de zenuwen rondliep, amper sliep en tranquilizers nodig had om enigzins normaal te functioneren?

Of heb ik het liever over waarom het wél de moeite waard is om in Quito te wonen? Want ik nam een taxi naar huis, goed wetende dat er in Guápulo altijd mensen op straat hangen aan wie ik kleingeld kan vragen om die taxi mee te betalen (Norma zat inderdaad buiten, gaf me meteen een dollar zonder wat te vragen – achteraf zou ze zeggen: “maak je geen zorgen kind, zo is Ecuador nu eenmaal”, een niet zo geruststellende bewering als je het mij vraagt). Of vertel ik over mijn trouwe Fido die de dagen erna niet van mijn zijde week, altijd sussend en geduldig wachtend terwijl ik bankkaarten aanvroeg, brillen uitprobeerde en aangiftes deed? De bemoedigende woorden die ik spontaan van alle buren kreeg (want als iemand in Guápulo iets weet, weet iedereen het)? Of Chris die nog een oude telefoon had liggen waar alleen iets kleins aan gerepareerd moest worden, en Fido die zei “daar zorg ik wel voor”, en mij vervolgens stralend aankeek en zei: “kijk, je hebt een Guapuleense verzekering”, en ik die daarom moest lachen en mij ongeloofelijk thuis voelde, en dankbaar voor een wijk als de mijne en het feit dat ik fysiek ongedeerd was gebleven (behalve die pijnlijke plek op mijn nek waar ze me vastgegrepen hadden en die ik de komende dagen als een donkere herinnering die ik niet af kon schudden met me mee zou dragen).

Het is de keerzijde van Quito die ik die dag heb leren kennen. Maar al bij al, dag per dag, is het hier lang zo slecht nog niet. Quito is nog steeds mijn thuis.

4 opmerkingen:

  1. Hoi Lies,

    Wat vreselijk naar om mee te maken zeg, ik kan me niet voorstellen hoe dat moet zijn. Je schrijft het prachtig op, ik vóel het bijna aan mijn eigen keel.
    Ik hoop dat je deze dag snel als een vage herinnering kunt beschouwen en dat je de angst kunt laten gaan, ik wens je alle goedheid en sterkte.

    Hanneke (uit Leiden, ooit pelimeubilair)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Vreselijk! Ik zou het kunnen proberen te relativeren of veroordelen, maar ik ga het gewoon kort houden en zeggen: Sterkte! Die dingen gebeuren overal. Mijn baas is ooit op de campus van de Universiteit in Brussel met een mes op zijn oog bedreigd om zijn laptop af te geven. Hopelijk ben je niets kwijt dat niet vervangbaar is.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Lieve zus,

    Ik weet niet wat gezegd, want inderdaad ik kan er niets aan doen.Ik kan het niet beter maken en al helemaal niet ongedaan.
    Ik hoop dat je deze verschrikkelijke ervaring snel kan verwerken en dat je binnenkort weer angsteloos kunt slapen, stappen, reizen,... kortom leven.
    Dikke knuffel van ons 4tjes

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Dag allemaals,
    Dank dank voor de lieve woorden en de steunbetuigingen. Na de overval nu ook: de staatsgreep. Of hoe het leven hier nooit saai is... Hehehe. Maar geen zorgen, met mij gaat het goed. Hopelijk met jullie ook allemaal. Veel liefs uit Quito.

    BeantwoordenVerwijderen