Flamingo.
Een stuk of 10 zijn het er. Roze vlekjes in wat op het eerste zicht een grote modderpoel lijkt. Bijna allemaal houden ze geconcentreerd hun hoofd onder water. Ze grazen en kibbelen. Ze zijn zo ontzettend roze! Alsof ze het uit zichzelf al waren, maar iemand er om het te benadrukken nog eens met een fluostift overheen is gegaan. Het lijkt wel onnatuurlijk, maar niks is minder waar. En ik ben helemaal alleen, al deze schoonheid alleen voor mij. Ze lijken – gelukkig – in het geheel niet verstoord te worden dor mijn aanwezigheid, door die ongracieuze kortnek aan de rand van het water.
Natuurwonder – wondermooi.
Dit kerkhof.
Verwelkte plastic bloemen, omgevallen kruizen. Sommige graven staan stokoud, met verbrokkelde stenen en vergane namen. Anderen nieuw, kraakvers. Ontstellend veel minigraven, met felle kleuren en levensloze knuffels op de steen die voor eeuwig de wacht houden. Er zijn afbeeldingen van Jezus, maríabeeldjes. De kleuren zijn, zelfs op deze bewolkte dag, verrassend hard voor de ogen. Ik trek sterfdata af van geboortejaren – mijn hart krimpt samen elke keer het resultaat lager ligt dan mijn eigen leeftijd. Hoe onvoorspelbaar en kort kan het leven zijn… Sommigen hebben gedichten, versieringen, kaarsen, surfborden. Anderen slechts een witte steen, een woordeloos kruis. Allemaal hebben ze zicht op zee, voor altijd. Hier rust het leven.
Spelen.
De jonge zeeleeuw die op de bank lag te slapen trekt lui een oog open en besluit in actie te komen. Hij rolt van de bank af en wobbelt naar het houten loopbruggetje. Midden in de doorgang floept hij resoluut neer, hoofd eerst en met zijn ‘vinnen’ radicaal opzij, alsof hij zegt ‘Ik kan niet meer. Ik heb alles geprobeerd, maar tot hier en niet verder.’ Hij blijft even liggen, richt zich dan weer op, kwakkelt twee stappen verder en valt weer neer. Het process herhaalt zich, steeds na korte rustpauzes die telkens de indruk geven definitief te zijn. Op de rand van het ponton lijkt hij zich te nestelen. Maar dan toch weer niet. Plots glijdt hij gracieus het water in en is alle lompigheid waarmee de zeeleeuwen zich op het land plegen te bewegen als bij toverslag verdwenen. Ik kan de verleiding moeilijk weerstaan. Ik vlieg de rest van mijn kleren uit en ga op de rand van het ponton zitten, mijn voeten bungelend in het water, mijn ogen speurend over het oppervlak naar het verdwenen zeeleeuwtje. Er kietelt iets aan mijn grote teen, ik schrik even, tuur het water in, zie niks. Het zal wel een damicela geweest zijn, een van de zwarte visjes die soms nieuwsgierig aan tenen en benen knabbelen. Even later voel ik weer wat. Ik kijk en zie eerst niks, maar eenmaal ik wat dieper voorover buig en onder het houten ponton kijk zie ik opeens een onschuldig gezichtje met grote zwarte ogen van onder het water naar me opkijken. Ik giechel. Laat mijn voet weer hangen. Word weer gekieteld. We kijken elkaar weer aan. Ik haal lachend mijn voeten uit het water, maar zo makkelijk kom ik er niet vanaf. In één vloeiende beweging hijst leeuwie zich op het vlot en nestelt zich naast me. Zijn snuit raakt mijn hand aan, alsof hij zeggen wil “kom nu, laten we gaan spelen”. Ik giechel, trek mijn hand weg. Hij flopt dichterbij en raakt me weer aan met zijn lieve snoetje. Ik schuif op. Hij schuift mee op. Er zit niks anders op. Inwendig juichend laat ik me het koude water inglijden. Kijk hem verwachtingsvol aan. Hij glijdt ook. Hij twirrelt en rolt door het water; we blazen luchtbellen naar elkaar. Blij.
gelukzak ;-)
BeantwoordenVerwijderenamazing stuff...
BeantwoordenVerwijderengroetjes, Reinout