Hugo is homo, en dat komt mij geweldig goed uit, want homo's zijn ongeveer de enige latino's die mij níet te pas en te onpas de liefde verklaren (laatst nog een 72-jarige taxichauffeur!) of zich het hoofd breken over hoe mij binnen te doen (voor de Nederlanders en de enkele beschaafde Vlaming onder u: "binnendoen" is plat Vlaams voor een tong draaien, oftewel, zoenen). Ik hou van Hugo. Ook van Stevie trouwens, mijn Britse homovriend met wie ik evengoed middagenlang post kan vatten op terrasjes om voorbijlopend wild te evalueren. (Hey, zolang ik single ben kan ik er maar beter van profiteren en met kijken is niks mis... :-D)
We liggen op een rivierstrand in het Amazonegebied en enkele meters verder zijn halfnaakte, gebruinde en gespierde jonge mannen al voetballend ál onze aandacht aan het opeisen. Plots komt een capucijneraapje dichterbij. Niks vreemds aan, Misahuallí staat bekend om zijn aapjes - ze hebben het stadje járen geleden gekoloniseerd en zijn allesbehalve bang van mensen. En met 'allesbehalve bang' bedoel ik: ze bespringen je (letterlijk) en stelen vervolgens alles wat enigzins los zit. Het aapje komt aangelopen, kijkt even naar mijn spullen en kiest er vervolgens een fles muggenrepellent uit. Voor ik kan reageren is hij ermee weg. Ik schiet recht: 40% DEET! Dat is vergif voor dat beest, als die dat binnenkrijgt gaat hij misschien wel dood! Ik vervloek mijzelf om de weinige kleren die ik aanheb. Net nog ben ik in mijn ondergoed in de rivier gaan zwemmen. Zo op het strand liggen gaat nog wel, maar om over het strand achter een aap aan te rennen had ik liever toch wat meer om het lijf gehad. "Aapje" roep ik voortdurend - uiteraard alles in het Spaans - terwijl het halve strand ons intussen lachend gadeslaat. "Aapje! Niet openmaken, dat is vergif, daar word je ziek van!" roep ik wanhopig. Het aapje heeft zich intussen neergevleid met zijn verovering en probeert uit alle macht de spuitbus open te krijgen. Ik verbaas me over zijn vernuft als ik hem fervent aan het dopje zie draaien. Een dopje dat weliswaar - gelukkig - geen draaidopje is. Toch zitten de handen van het beestje intussen onder het spul. Bezorgd en voorzichtig ga ik nog wat dichterbij - de beestjes kunnen gemeen uithalen en in een apenbeet heb ik weinig zin - maar hij neemt de bus in zijn staart, zijn vijfde arm (vijfde ja, want apen hun benen zijn volgens mij óók gewoon armen) en loopt ermee weg. Ik erachteraan. Iedereen kijkt nu (ik vraag me af of mijn onderbroek nog wel behoorlijk zit). Ik blíjf op het aapje inspreken, zo'n beest is heus niet zo dom dat hij de smekende toon in mijn stem niet hoort.
En dán, in een verbijsterend moment, komt het aapje naar mij toe en geeft mij, lief en zachtaardig, mijn DEET terug. Mijn mond blijft openhangen, de woorden stokken in mijn keel. Een aapje dat vrijwillig zijn buit teruggeeft? Een aapje dat als een klein kindje zijn hand uitsteekt en de gestolen waar vrijwillig in mijn hand legt? Ik blijf sprakeloos achter. Het is een moment dat mij diep raakt, dieper dan dat andere aapje dat later enkele keren tegen mijn been aan gaat staan, haar armpjes omhoog gestoken alsof ze wil zeggen: "pak mij op!"
Ik hou van de natuur. En het mooiste is: de natuur ook van mij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten